Deukje in de Donut-economie

“De nieuwe Keynes!” Je mag Kate Raworth en haar boek “Donut Economie” gerust een hype noemen. Maar is haar alternatief wel echt een alternatief?

Het is een hit. Veel mensen zijn erg enthousiast, zeker sinds de uitzending van VPRO Tegenlicht over haar.
Waarom, en valt er een deukje in de donut te schoppen?

Kate Raworth

Kate Raworth is interessant, erg goed van de tongriem gesneden en voor veel mensen inspirerend. Ze heeft economie gestudeerd, maar komt uit de wereld rond Oxfam, en valt ‘economie’ zoals het op school wordt gedoceerd frontaal aan.

Probleem

Haar centrale idee is dat de neoliberale doctrine (zoals die nog altijd van ‘links’ tot rechts wordt aangehangen) volkomen is verouderd. In die economische theorie, die (nog) oppermachtig is en die politiek en de levens van burgers beheerst, moet de economie alsmaar groeien. Zo niet, dan breekt er crisis uit.

Maar, zegt Raworth zeer terecht, we weten al dat dit larie is. We kunnen niet eeuwig groeien, de wereld gaat er aan. Klimaatverandering, vervuiling, oprakende brandstoffen, enzovoorts. We moeten dus ophouden met groeien.

Bovendien, zegt ze, is er iets anders aan de hand. We buiten niet alleen de natuur, maar ook de mensen uit. De ongelijkheid van inkomen en vooral vermogen wordt alleen maar groter.
We zeggen nu al decennia tegen elkaar dat als de economie nu maar groeit, dat arme mensen dan vanzelf meer krijgen: “trickle-down economics” noemen we dat. Maar dat is gewoon een sprookje. De kloof groeit in plaats van dat ze kleiner wordt.

 

De Donut

We hebben dus een ander soort economie nodig. Eigenlijk zou je niet moeten denken aan zo’n grafiekje met een schuine lijn die alsmaar omhoog gaat – dat is gewoon simplistische nonsense die onze aarde sloopt. Nee, we moeten voortaan denken aan een donut.

De donut is lekker. Die willen we.

Maar in het midden van de donut zit een gat. In dat gat zitten de mensen die honger lijden, die te weinig geld hebben om hun kinderen naar school te kunnen laten gaan, die niet kunnen voldoen aan basale levensbehoeften of aan wie mensenrechten onthouden worden.
Dat gat is niet lekker. Daar moeten we uit.
We moeten dus niet onder het sociale fundament komen.

Buiten de donut moeten we ook niet wezen.
Buiten de donut krijg je de effecten van teveel groei: milieuvervuiling, klimaatopwarming, tekorten aan drinkwater, uitstervende diersoorten.
We moeten dus in de donut blijven, zegt Raworth.

Raworths oplossingsrichting

– regeneratief –

We moeten voortaan aan circulaire, sociale economie doen. Dus: producten niet weggooien, maar de grondstoffen hergebruiken. Niet met olie, maar hernieuwbare energie werken zoals wind en water. Niet alsmaar groeien omdat er iemand zo nodig rente moet verdienen.

– distributief –

En we hebben een eerlijke verdeling nodig. Niet alleen wat inkomen opnieuw distribueren, bijvoorbeeld door werklozen een uitkering te geven, maar door ook “de welvaart te herverdelen die de controle over land, bedrijven, geldschepping, technologie en ideeën met zich mee brengt.”

De Staat

Raworth plaatst zich in de Keyniaanse traditie, door te zeggen dat we weer een sterke overheid nodig hebben. De staat is degene die de omslag grotendeels moet gaan regelen. De markt leidt immers alleen tot het najagen van eigenbelang, en dat dit uiteindelijk iedereen ten goede komt is een sprookje gebleken. De staat kan regels stellen.

Maar ze vindt niet dat we moeten gaan wachten tot de staat of een ander ons komt redden: we moeten allemaal aan de gang, hier en nu. Weg met de selffulfilling prophecy van de calculerende burger, leve de sociale en bewuste mens die streeft naar de donut, vanuit welke positie dan ook.

Raworths doel is vooral om het denken over economie te veranderen. Nu bepalen oa. politici immers wat er gebeurt op basis van achterhaalde economische tegeltjeswijsheden. Door het denken over economie op zijn kop te zetten hoopt ze de wereld te veranderen, en daar is ze optimistisch over, op basis van haar bestseller-cijfers.

Denting the Doughnut

Een circulaire en sociale economie, die het goede nastreeft en niet alleen maar winst. Die mensen uit de armoede helpt en het milieu beschermt.

Dat klinkt allemaal ontzettend goed. Toch?
Ja hoor, dat vind ik ook.
Alleen: Eerlijk gezegd vind ik niet dat Raworth ook maar iets nieuws zegt.

Ik heb haar nog niets horen zeggen waar ik nog nooit over heb gehoord, en dat is bepaald niet omdat ik nu zo slim en gestudeerd ben: economie is niet eens mijn hoofdonderwerp, ook niet in de verte.
The Guardian noemde haar de nieuwe Keynes, maar wat mij betreft is ze niet iemand die een briljante nieuwe economische theorie heeft bedacht, maar een briljant docent: Ze heeft in zeer begrijpelijke taal en duidelijke afbeeldingen uitgelegd wat er mis is met ons huidig economische systeem.

Or did she?

Eerlijk gezegd vind ik dat ze de binnenkant van de donut helemaal niet zo goed beschreven heeft. Ja, ze zegt zeer terecht wat er mis is. Ze categoriseert mooi dat mensen niet alleen eten en drinken nodig hebben, maar ook politieke invloed en gezondheidszorg. Ik heb geen idee waarom ze wel “gender equality” noemt, maar niets zegt over gelijkheid tussen bijvoorbeeld zwart en wit, en zelfs klasse niet benoemt, maar OK, het algemene idee is duidelijk: mensen hebben een bepaalde mate aan gelijkheid nodig.

Maar eh, hoeveel dan?
Wanneer is je huis voldoende? Wanneer heb je genoeg gezondheidszorg of genoeg toegang tot energie en netwerken? Zijn we tevreden als iedereen nog net in leven blijft? Willen we dat er niemand meer dan 1000 keer zo arm is als de rijkste? Of kunnen we misschien stellen dat het onzinnig is als wie dan ook rijker is dan een ander?

Ik vind het jammer dat ze de binnenkant van de donut niet net zo helder als de buitenkant definieert: 100% hergebruik van grondstoffen, 100% hernieuwbare energie zijn heel duidelijk meetbare doelen. Maar “Housing” of “Peace and justice” zijn dat niet. Daardoor heb je teveel kans dat de halve wereldbevolking in dat gat blijft zitten, of liever gezegd: dat de één roept dat je toch mooi uit het gat bent gered en in de donut zit, terwijl je dat zelf heel anders ziet.

Halfbakken donut

Doordat Kate Raworth het probleem niet goed definieert, zijn haar oplossingen ook lang niet zo radicaal en goed doorbakken als dat ze moeten zijn.

Wat ze geeft is ook eigenlijk geen samenhangende oplossing, geen radicaal andere economie, maar een opsomming van wat losse ideeën, zeker waar het om de binnenkant van de donut gaat.
Ideeën die echt wel helpen hoor! Ik ben er van overtuigd dat de wereld minder erg is als iedereen een basisinkomen heeft, als bedrijven niet meer koste wat het kost moeten groeien om rente te betalen en aandeelhouders tevreden te stellen, als we alles cradle to cradle zouden maken en eh…

De grote vraag: Waarom zouden we dat doen?

Hey, ik weet dat ik jou niet hoef te overtuigen, en mezelf ook niet. Trouwens, eigenlijk wil iedereen wel een wereld waarin iedereen genoeg heeft, waar geen milieuvervuiling bestaat en we allemaal in veiligheid leven.

Jottem. Maar waarom doen we dat dan niet?

Kate Raworths antwoord is: door een te vrije markt. Door neoliberalisme en de calculerende burger. Door verouderde economische theorieën.

Maar tegelijkertijd wil ze de markt helemaal niet afschaffen. Haar ideeën klinken wel radicaal, maar houden uiteindelijk toch gewoon weer markt plus staat in.

We hebben de gemengde economie die ze voorstelt, al lang gezien. En ja, die was in veel opzichten minder erg dan het harde neoliberalisme waar we nu steeds meer in leven, maar ik moet je toch teleurstellen: ook toen stierven er bij bosjes mensen van de honger, en tegen milieuvervuiling werd er nauwelijks iets gedaan.

En de grote vraag beantwoord Raworth niet. Waarom zouden we nu ineens wél iets aan gelijkheid en milieu gaan doen?
Er bestaan al decennia LETS. Waarom zouden die nu ineens groter worden? Waarom zouden aandeelhouders of staten ineens geld willen gaan uitlenen zonder rente? Waarom zou jij ineens alles, ik zeg ALLES wat je gebruikt of maakt willen gaan recycleren? Waarom zouden bedrijven dat willen? Waarom zouden staten regels willen instellen die aan de lange termijn denken, waarom zouden politici dat voorstellen en burgers dat ineens willen, terwijl al die actoren op dit moment vooral aan de korte termijn en hun eigenbelang denken?

Het antwoord

Het antwoord is: dat zullen ze niet.

Als je naar motivatie voor verandering kijkt, zie je altijd push en pull factoren: Mensen veranderen dingen omdat ze het oude niet meer willen (push factoren), en omdat ze het nieuwe wél willen (pull factoren). Als het gaat om pull factoren hebben we in onze kapitalistische economie echter een probleem.

Er is geen enkele wezenlijke pull factor, geen enkele grote wezenlijke prikkel, om je eigenbelang in te ruilen voor algemeen belang. Om je kortetermijn-belang te vergeten, en voor de lange termijn te gaan. Om niet nu die lekkere donut te kopen, ready made en in glimmend plastic verpakt, en voor de gezonde en ecologisch verantwoorde muesli te gaan. Om de helft van je inkomen af te staan aan iemand die niks heeft. Om op politici te stemmen die zulke radicale dingen willen.

Voor de duidelijkheid: Er zijn wel heel veel push factoren. Je eet de donut bijvoorbeeld niet omdat je niet te dik wilt worden. Je neemt groene stroom omdat het niet al te moeilijk is en je je dan minder schuldig voelt. Je maakt geld over naar een goed doel omdat je toch iets aan de honger wilt doen. Er is zelfs een klein aantal mensen wat stemt op politici met plannen die niet per sé goed zijn voor hun eigen belangen, maar die hopelijk wel goed zijn voor de wereld.

Maar dat zijn push factoren. Geen pull.

Heel onze samenleving is ingericht op één enkele grote pull: Eigenbelang. We verafgoden het. We willen vooruit komen in het leven. Groter, sneller, beter, mooier, dikker, meer.

Ons economisch systeem is gebaseerd op de verafgoding van hebberigheid. Zolang daar niets fundamenteels aan veranderd wordt, verandert er simpelweg ook niets aan de nefaste gevolgen van die economie.

Vastgelopen

In het laatste fragment van Tegenlicht krijgt Raworth een filmpje te zien over de Fairphone. Het is best triestig om te zien: directeur Bas van Abel wilde als ontwerper een mens- en milieuvriendelijk alternatief binnen de bestaande economie, maar hij lijkt inmiddels wanhopig: de eigen dynamiek van een bedrijf als FairPhone is sterker dan hij. Zijn toeleveranciers, werknemers en omgeving dwingen hem om steeds minder oog te hebben voor zijn doelstellingen, en steeds meer slechts te proberen te overleven in de keiharde wereld die kapitalisme heet.

Raworth’s commentaar is, in tegenstelling tot haar commentaar op andere fragmenten, eigenlijk niet zo to the point. Ja, hij probeert het in zijn eentje, en dat is niet goed, hij moet gaan samenwerken. Enneh, ieder merk probeert nu zijn eigen producten te recyclen, en in zijn eentje een complete recycle cirkel te vormen. Zo heb je straks een complete hergebruikcirkel voor merk A, nog één voor merk B, enzovoorts, en allemaal gescheiden van elkaar.

Maar dat is eigenlijk niet handig, zegt Kate, het is beter als je een netwerk krijgt van bedrijven die ieder een klein knooppuntje vormen tussen vele andere knooppunten. Het ene bedrijf haalt metalen uit oude telefoons en computers, het andere bedrijf maakt daar weer een telefoon van, nog een ander bedrijf juist medailles, enzovoorts.

Maar…
Raworth heeft misschien best gelijk dat een netwerk een goed idee is, of dat het leuk zou zijn als Van Abel allemaal bedrijven om zich heen zou hebben die dezelfde filosofie hebben als hij, maar ze lost zijn probleem niet op. Want hij heeft die bedrijven niet om zich heen, en de wereld om hem heen is wél kapitalistisch. Ze zegt zelfs: “Maar de echte reden (voor Bas van Abel) dat hij in deze spanning zit is eigenlijk dat hij het alleen doet, dat hij leidend is in het maken van deze Fairphone.”
Ehm, ja, maar hoe had je het dan gedacht?

Hoe dan?

Raworth wil de wereld veranderen. Maar hoe dan?

Ze denkt onder andere aan cradle to cradle, dus alles wat je produceert hergebruiken, maar noemt meer zaken: Het basisinkomen bijvoorbeeld. Ook oppert ze om minder afhankelijk te worden van banken door zelf complementaire lokale munten te ontwikkelen, zoals LETS. Binnen een LETS groep kun je het ene uur werk voor het andere ruilen. Ik schrijf dan een uur lang voor je, jij kookt voor iemand, en die persoon masseert een uur mijn rug.

Ook stelt Raworth voor dat we meer gebruik maken van open access systemen, zoals bijvoorbeeld de Creative Commons licentie.
(Helaas brengt ze zelf noch haar boek, noch haar tekeningen uit onder die licentie – ik kan de tekening van haar donut hierboven alleen maar plaatsen door ze te embedden vanaf een andere website. Zou ik de tekening zelf hosten, dan kan ik een flinke claim van haar krijgen.)

Ze noemt een wereldwijd belastingstelsel voor bedrijven, zodat die niet meer naar een belastingparadijs kunnen verhuizen. Haar heftigste voorstel is rentevrij geld.

Om het exacter te zeggen, ze oppert een oud idee: om rente af te schaffen en te vervangen met demurrage, waarbij valuta langzaam zijn waarde verliest. Daarmee schep je de noodzaak om het niet te lang op te potten en vast te houden, maar je geld te investeren voor het waardeloos wordt.
Dat zou de macht van banken en rijkaards verminderen.
Ze schakelt dit vervolgens echter gelijk aan de nu bestaande negatieve rente op spaarrekeningen, zonder te beseffen dat negatieve rente de macht van banken juist vergroot.

Kate schrijft daarnaast dat haar held Keynes veel zag in het idee van demurrage, maar verzuimt te zeggen dat hij het idee uiteindelijk juist verwierp, omdat je het makkelijk kunt omzeilen door je investeringen te verplaatsen naar andere zaken dan productie of valuta, bijvoorbeeld via speculatie met goud, olie of kunst.

Vrijblijvende ideetjes

Het zijn ideetjes die ze verder niet uitwerkt, zelfs regelmatig tegenspreekt met voorstellen tot het omgekeerde. En de titel van het laatste hoofdstuk van haar boek geeft toch wel een beetje de genadeklap:

“Economische evolutie: één experiment per keer”

Dat is toch wel iets om een beetje wanhopig van te worden.

  • Als de nieuwe Keynes in haar analyse er niet goed in slaagt om voorbij haar eigen privilege te kijken, en ze ondanks haar werk bij Oxfam weinig tot geen aandacht toont voor ongelijkmakers als racisme, klassen, precariteit of mondiale uitbuiting;
  • Als ze geen samenhangende theorie kan produceren over kapitalisme en de oorzaak van het ontstaan van ongelijkheid en milieuschade, maar alleen met een barrage aan losse opmerkingen komt die eerder over economisch basisonderwijs gaan;
  • Als ze slechts een veelheid aan losse, niet uitgewerkte, niet samenhangende en elkaar tegensprekende ideetjes lanceert als oplossing voor al die ellende;
  • En dan vervolgens eist dat we slechts één ideetje tegelijk uitproberen:

…Dan gaat echte verandering nog wel een paar eeuwen op zich laten wachten, of wellicht nog langer.

TED Talk radicalisme

Raworth past goed bij de sfeer van Tegenlicht, of bijvoorbeeld De Correspondent. Wat ontzettend knap is van die drie, is dat ze erg goed zijn in het iets verder openwrikken van het Raam van Overton.

Het Raam van Overton omvat wat je denkt dat de meeste mensen normaal en bespreekbaar achten. Politici en media vragen zich doorlopend af of wat ze willen nog wel acceptabel is. Een plan kan verschrikkelijk goed zijn, maar als het publiek het abnormaal vindt, is het niet bespreekbaar. Er over nadenken heeft daarmee geen zin.

Het raam verschuift in de loop der tijd: in de jaren 70 was bijvoorbeeld seks met minderjarigen enigszins bespreekbaar, nu totaal niet meer. Roken en vuurwerk waren geaccepteerd, nu steeds minder. Het openlijk bespreken van rassentheorieën is daarentegen veel normaler geworden.

Het rottige is dat het raam de laatste decennia de neiging heeft om steeds angstiger, conservatiever en smaller te worden. Juist doordat politici en media weten dat de wereld steeds rechtser, conservatiever, meer gericht op veiligheid en minder op vrijheid wordt, en het Raam van Overton verschuift, durven ze ook nu al sommige dingen niet meer te zeggen die later als te progressief zullen worden gezien, al zijn ze nu nog geaccepteerd. Internet vergeet immers niets.
Maar juist doordat je die ideeën nu al niet meer hoort in politiek en media, raken ze hun geaccepteerdheid kwijt. Het sluiten van het Raam van Overton is dus een selffulfilling prophecy.

Dat het Kate Raworth, Tegenlicht en De Correspondent (bijvoorbeeld rond basisinkomen) regelmatig lukt om het raam juist weer een beetje open te krijgen is echt een groot compliment waard.

Daar staat tegenover dat de drie regelmatig lijden aan het TED Talk syndroom. Typisch aan de meeste TED sprekers is dat ze zo graag willen behagen, inspireren en optimisme verspreiden, dat ze nergens meer tegen durven te zijn, en confrontatie met fundamentele maatschappijkritische vragen ondanks allerlei pretenties uit de weg gaan. De meesten blijven hangen in wollige pseudoradicaliteit á la kantelgoeroe Jan Rotmans, en liberaal centralisme á la Hillary Clinton.
Typisch voor veel TED talks is dat er enorm wordt gedweept met woorden als ‘revolutie’ en ‘radicaal’, en men een energierevolutie wil of roept om een radicale transitie, maar intussen tegen een echte revolutie is, slechts zeer zelden zaken als klasse of kleur benoemt, regelmatig redeneert vanuit centristische hoefijzertheorieën, zich in een hoogopgeleid, wit privilege wentelt en mensen die zichzelf radicaal noemen vaak maar eng vindt.

Raworth heeft het in haar boek bijvoorbeeld 19 keer over revolutie, en steeds in positieve zin – maar is tegen een daadwerkelijke revolutie. Ze wil alleen revolutie in spreekwoordelijke zin, niet letterlijk – met als gevolg dat je je af kunt vragen of voor fundamentele verandering dan niet hetzelfde geldt.

Van activisme, solidariteit en fundamentele verandering is daardoor meestal geen sprake – wel van technologisch vooruitgangsgeloof en uiterst hiërarchisch sociaal design en smart-city denken, waarbij we aan de knoppen draaien om het individu te herscheppen zonder onze eigen positie im frage te hoeven stellen.

Sterker nog, je zou kunnen beargumenteren dat ondanks de heel belangrijke informerende en inspirerende functie van dergelijke lezingen, boeken en media, ze regelmatig verandering juist in de weg zitten, omdat ze mensen achter fake-radicaliteit aan laten rennen, en achter oplossingen die fundamenteel worden genoemd maar dat niet zijn.

Antirevolutionair

Raworth wil evolutie, en vooral geen revolutie, en persifleert zelfs Gandhi in de laatste zin van haar boek door zijn uitspraak “Wees de verandering die je wilt zien in de wereld” te verbasteren tot “Teken de verandering die je wilt zien”.
Iets zijn of doen is blijkbaar niet meer nodig.

Hartstikke goed natuurlijk om mensen aan te moedigen zelf na te denken, buiten de gebaande paden. Maar als dat je meest concrete voorstel is, en je wil dat we dan steeds maar één voorstelletje tegelijk uitproberen, dan ben je misschien toch niet zo’n radicale revolutionair als sommigen claimen dat ze is.

Daarentegen maakt ze wel op een mooie en toegankelijke manier duidelijk wat er mis is aan neoliberalisme. Via haar boek, mediaoptredens, en door mooi vormgegeven animatiefilmpjes.

Retoriek

Veel mensen zijn onder de indruk van de veelheid aan voorbeelden die ze geeft. En ja, haar retorische kwaliteiten zijn duidelijk aanwezig, en de hoeveelheid bronnen (44 bladzijden) is imposant. Toch wil ik even een klein voorbeeldje geven waar je aan kan zien dat niet alles even gedegen is.

In het begin van haar boek is Raworth aan het vertellen hoe belangrijk haar tekeningetje van een donut is – veel belangrijker dan tekst, schrijft ze in haar boek van 352 bladzijden.
Om dat te beargumenteren, citeert ze ene Lynell Burmark, “deskundige op het gebied van visuele geletterdheid”:

“Woorden worden verwerkt in ons kortetermijngeheugen, waar we slechts ongeveer 7 bits aan informatie kunnen vasthouden […] Beelden daarentegen gaan rechtstreeks naar het langetermijngeheugen, waar ze in worden geëtst en zodoende onuitwisbaar zijn.”

Ik denk dat als je die twee zinnen goed bekijkt, je eigenlijk al wel weet dat ze niet kunnen kloppen. Als je wil kun je in deze uitklaptekst mijn uitleg lezen.

Laten we die twee zinnetjes eens onderzoeken. Ons eerste probleem is, dat als de eerste zin waar is, we haar niet kunnen lezen. Eén enkele letter kost namelijk 5 bits. Om te bepalen of de eerste letter een a, g of een w is, heb je 5 bits nodig. Voor de tweede letter ook, dus die redt je al niet meer, laat staan de hele zin.

Dat je werkgeheugen maar 7 bits bevat is larie. Larie die is gebaseerd op het onbegrip wat zowel Raworth als Burmark hebben van wat een bit is, én van het menselijk werkgeheugen.

Volgens een inmiddels erg verouderd maar ooit erg bekend wetenschappelijk artikel, “Magical number seven” kun je 7 items kortstondig onthouden – dat is dus heel veel meer dan 7 bits, maar bijvoorbeeld 7 woorden – de schrijver van die tekst uit 1956 noemde de titel en dat cijfer overigens “weinig meer dan een grap“.
Burmark heeft er blijkbaar wel eens van horen zeggen, en herhaalt het foutief, zonder het te snappen. (Hoewel ze zou moeten weten wat een bit is, aangezien ze naast het schrijven van boekjes over presenteren en over stressvrij leven, een paar jaar consultant was voor computerhardware bedrijven.)

Ik heb het trouwens over werkgeheugen in plaats van kortetermijngeheugen, zoals Burmark, omdat je met je met dat laatste überhaupt niets kunt “verwerken”. Wetenschappers testen bij de werking van het kortetermijngeheugen niet wat je verwerkt, maar hoe lang en hoeveel volkomen zinloze informatie (zoals reeksen van letters of cijfers) je kortstondig kunt onthouden.
Met het verwerken van informatie, of het nadenken over alternatieve economieën, heeft dat simpelweg niets van doen.

Uit de tweede zin blijkt dat mevrouw de visuele geletterdheid-expert niet alleen niets weet van bits, maar ook geen idee heeft van het visuele geheugen. Want dat je beelden direct en onuitwisbaar in je langetermijngeheugen etst is natuurlijk nog grotere klets dan van die bits. Als het waar was, zou de politie nooit meer moeite hebben met het vinden van betrouwbare getuigen, en zouden we ons allemaal -plop! – elk beeld van elke seconde van ons leven voor de geest kunnen halen.
In werkelijkheid worden beelden niet onuitwisbaar vastgelegd, sterker nog, ze gaan net als woorden eerst door je werkgeheugen.

Dit is trouwens de bron zoals Raworth die vermeldt. Klik er eens op voor een korte blik, en vorm je eigen oordeel over deze specialist in visueel presenteren.

Een willekeurige andere claim van mevrouw Burmark, die nog altijd overal trots vermeldt dat ze 46 jaar geleden als student een keer een prijs heeft gewonnen voor haar didactische kwaliteiten:

“Healthy images. Just looking at Van Gogh’s sunflowers, your immune system is boosted for 6 hours, because of the love from his soul that was put down for his friend when he painted that to welcome him down to the south of France.”

Zo is het ook met dit blog, weet je. Grutjes! Je hoeft de titel maar te zien en je kritisch vermogen groeit al tot boven het BBP.

Als je een wetenschappelijke bron had verwacht: helaas.

Ik heb niet de tijd genomen om elke bron te checken. Maar er zijn zeker meer slordigheden. Zo herhaalt ze de decennialange hoax over het Paaseiland op bladzijde 149, en beweert ze dat de beschaving op dit eiland ten onder ging door uitputting van natuurlijke hulpbronnen. Dat dit een hoax is is echter al lang bekend: Het Paaseiland ontgroende en ontvolkte door westers kolonialisme en slavenhalers. Het is vrij typisch dat Raworth dit niet weet.
Onder andere Rutger Bregman schreef hier een mooi verhaal over. (Overigens niet eerder dan voordat felle kritiek van Sander Philipse hem dwong om kritischer met zijn eigen witte privilege om te gaan. Maar wel erg stoer dat hij dat, na een hoop tegenwerpingen, in dit verhaal wel echt deed.)

Het is maar even een voorbeeldje. Eén waar ook niet-economen snel aan kunnen zien dat Raworth vooral retorisch bezig is: ze bouwt een zaak op, geeft die de air van een onontkoombare waarheid mee, maakt zichzelf belangrijk, wil imponeren. De bronnen en argumenten die ze daar bij gebruikt, zijn vaak meer dan prima in orde, maar soms zijn ze er ook aan de haren bijgesleept, en sloppy of zelfs onjuist; niet bestand tegen nader onderzoek, en meer geschikt om snel overheen te praten met wéér een nieuw argument, zoals ze dan ook voortdurend doet.

Raworth is een retorisch begaafde docent. Geen briljant econome, geen revolutionair, niet radicaal.

Maar haar boek heeft zeker wel waarde. En wel als startpunt, om de neoliberale hegemonische ideologie te doorbreken. Om dus te gaan zien dat er ook andere mogelijkheden zijn dan elke dag weer meer groei, meer bezuinigingen, meer markt, meer milieuschade, en een grotere kloof tussen arm en rijk.

Maar laat het alsjeblieft niet het eindpunt zijn.

 

Bas Grutjes

Wat vindt jij van de Donut Economie? Wissel van gedachten met me op 14 februari. Dan ben ik één van de drie tafelgasten bij Tegenlicht 040, om 19:00 uur in het Designhuis.

Edit: Het evenement is intussen uitverkocht.

Credits

3 gedachtes over “Deukje in de Donut-economie”

  1. Deze ‘analyse’ is geschreven met de filter van het ‘marxistisch’ paradigma. En met 19de eeuwse ideologieën en 20ste eeuwse instituties gaan we heus de 21 ste eeuwse problemen niet oplossen. Meer nog ‘oud links’ – inclusief vakbonden en andere middenveld organisaties- zijn zowat de meest conservatieve krachten mbt tot de transitie naar een ‘andere’ economie.
    En wat de rol van de staat betreft (dus het ‘verwijt’ Keynesiaans te zijn): het is niet langer de natiestaat die van de bevolking de legitimiteit krijgt als organiserend beginsel, de betalingsbereidheid van de burger is bijzonder laag. Omgekeerd fungeert de natiestaat (en de regio-staten) steeds vaker als identitaire factor voor de burger. Anderzijds bestaat de markt niet alleen uit neoliberale speculerende hyperkapitalisten maar ook uit reële economie met reële ondernemers waarvan een deel zich coöperatief organiseert. (er zijn cijfers over wat dit bv in de EU vertegenwoordigt). En dan heb ik het nog over de praktijk van commoning gehad. De oude dichotomieën zoals die van privé versus staat, of kapitaal versus arbeid, zijn niet langer de basis waarop een meer rechtvaardige wereld worden gebouwd. Meer nog, de armoede politiek instrumentaliseren – wat links nogal vaak doet- is weinig empowerend voor de armen zelf. Maar… de binnenkant van de Donut is geformuleerd aan de hand van de SDG’s. En die zijn reeds een politiek compromis. Raworth heeft dan ook voor de VN in NYC gewerkt. En die periode lijkt veel meer van grote invloed geweest te zijn dan haar tijd bij Oxfam. Het stoort me overigens dat wie niet in het ‘harde kapitalisme’ functioneert geen goed econoom kan zijn, wat bovenstaande tekst lijkt te impliceren.
    Dat de SDG’s als basis worden genomen is didactisch én tactisch heel slim. Want het zijn aanvaarde en in sé haalbare doelstellingen, waarbinnen financiering kan ontstaan om instrumenten en uitvoering te ontwikkelen. En dat is dus ‘revolutie’ BINNEN het systeem. Het oude adagio dat je altijd gecompromitteerd bent als je binnen het systeem aan de revolutie werkt, is van een puberale logica waar ik vooral moet door glimlachen. De discussie over de revolutie binnen of buiten het systeem (door het omver werpen ervan) is vooral een discussie over het geslacht der engelen.
    Wat mij ook doet glimlachen is de vergelijking met de degelijke buitengrens van de donut en de niet degelijke binnengrens. Nogal evident, lijkt mij. Omdat alle indicatoren aan de buitenkant ‘positief wetenschappelijk’ worden geformuleerd (en waar Raworth het ook maar van horen zeggen heeft) en de binnenkant in politieke, sociologische, culturele en psychologische (emotionele) termen wordt geformuleerd. Want dat zijn nu eenmaal ‘mens’ wetenschappen. En harde marxisten (en laten we zeggen blanke mannen in het algemeen, excusez le mot) hebben daar ‘last’ van, van dat ‘softe’. Terwijl dat evengoed ‘waarheid’ is, de mens is geen mechanische factor in machtsverhoudingen, dat heeft de mislukte uitwerking van het communisme wel aangetoond.
    Ik vind het grappig dat ze ‘omhelst’ wordt door het establishment, terwijl ze natuurlijk al de hele tijd daar deel van uitmaakt. Maar vooral vind ik het nuttig, veel nuttiger dan de rabiate klassenstrijd waarover zoveel gepalaverd wordt maar nooit plaats vindt. Het is zoals met vegetariërs en hun groot gelijk: iedereen die vlees eet is een moordenaar. Maar het is gebleken dat ‘donderdag veggie dag’ veel meer voor dierenwelzijn heeft betekend. Of iemand nu bedreigt of verleidt: wat is het meest effectief? Ik wil namelijk marktaandeel van mijn gelijk, en liefst via democratische weg. En samen met Raworth en nog een paar ‘populaire’ economen zijn we aardig op weg…

    1. Nou, fijn dat ik je heb laten glimlachen hoor, dat is alles wat ik ooit heb willen bereiken met mijn puberale logica.

      Als we de beledigingen en de wollige taal even achter ons laten, kunnen we constateren dat het streven naar revolutie in de westerse wereld de laatste decennia vrijwel vergeten lijkt te zijn – als je de identitaire verschuiving richting extreemrechts even buiten beschouwing laat en je op economie richt. Aan de andere kant kun je constateren dat er binnen de bestaande economie een erg grote verschuiving gaande is, en wel van precarisering. Mensen krijgen bijna alleen nog flexwerk, hun pensioen, zorg en sociale zekerheid is steeds onzekerder, er is een begin gemaakt met flexwonen, enzovoorts. Dat is vaak verkocht aan de burger met gebruikmaking van zondebokken: zo gaf de VVD letterlijk de schuld van het gebrek aan sociale huurwoningen aan vluchtelingen, terwijl ze zelf het aantal heftig naar beneden bracht.

      Erg vlotten met die ’transitie naar een andere economie’ doet het dus nog niet. Of het moet een transitie zijn naar een economievorm die zich ten doel stelt om mensen uit de donut te krijgen.

      Je schrijft dat ik lachwekkend zou zijn omdat ik er op wijs dat veranderingen binnen het systeem geen soelaas bieden in een streven naar meer gelijkheid. Dat vind je achterhaald denken van mij, omdat het volgens jou uit de 19e en 20e eeuw stamt. Vervolgens verdedig je Keynes, die overigens uit de 19e eeuw en 20ste eeuw stamt.
      Het zijn erg dunne argumentaties. Je geeft eigenlijk überhaupt geen argument, maar zet twee manieren van kijken naar economische verandering tegenover elkaar, die beiden uit de periode tussen grofweg 1880 en 1940 stammen, en dan noem je de ene verouderd en de andere niet. Inhoudelijk is dat nietszeggend.

      Halen we de realiteit erbij dan zien we dat er weliswaar minder kinderen aan ondervoeding sterven dan een aantal decennia geleden, maar dat de kloof tussen haves en havenots groeit – zo sterk zelfs dat de levensverwachting van de onderkant van een deel van de westerse samenleving momenteel daalt, terwijl een handjevol mensen evenveel bezit als het gros van de mensen.

      Je vind het een slecht idee om “armoede politiek [te] instrumentaliseren”. Dat vind ik een bijzondere opmerking. Wat bedoel je, dat we het daar beter niet over kunnen hebben? En hoe zou het probleem verzwijgen dan iets oplossen?

      Ik ben het wel met je eens dat er leven is buiten de wereld van het positivisme, maar in dit geval vind ik het vooral als een gemakzuchtig smoesje klinken. Armoede politiseren vind je verkeerd, armoede meten vind je iets van oude witte mannen, en als ik de vraag stel wanneer we iets eigenlijk rechtvaardig verdeeld noemen, vind je me lachwekkend.
      Ik denk dan: je gaat de vraag uit de weg.
      Toch is die vraag echt wel terecht. Want de SDG’s (Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen / Sustainable Development Goals, vastgesteld door de VN) zijn weliswaar concreet, maar eerder een ondergrens (die we niet eens halen) dan een ideaal. Een voorbeeld is het voortgangsrapport van 2017 over de SDG voor armoede: De VN meldt trots dat nog maar 10% van de wereldbevolking minder dan $ 1,90 PER DAG verdient, en over de mensen die dan, hoera, 2 dollar verdienen wordt in die rapportage verder niet gesproken. Toch lijkt het me verre van ideaal om van 2 dollar rond te moeten komen, ja, ook als je bijvoorbeeld in Malawi woont.

      De vraag die ik stel, is hoe we er in godsnaam bijkomen dat de één meer recht van leven heeft dan de ander. Dat de één meer recht op inkomen zou hebben dan de ander. Als je die vraag lachwekkend vind, vind ik dat een beetje triestig vrees ik, maar niet erg inhoudelijk.

      Je zet me iets te snel weg als marxist. Dat ben ik namelijk niet, al was zeker niet alles onzin wat de beste man zei.
      Volgens mij is het zaak om te zien dat het experiment met kapitalisme evenzeer is mislukt als de experimenten met marxisme. Ongelijkheid neemt toe, het klimaat gaat er aan, we roven de wereld en elkaar leeg.

      Het is tijd om nieuwe theorieën te ontwikkelen, of om 19e eeuwse van een update te voorzien (die inderdaad nodig is). Niet om door te blijven modderen binnen een systeem wat aantoonbaar niet werkt. Want om nog eens een meneer aan te halen die op de grens van 19e en 20ste eeuw leefde: “Insanity is doing the same thing over and over again and expecting different results.”

  2. Bij de pull-factor – iets dat we willen bereiken mèt en dat ons motiveert óm actief mee te werken aan een verandering van de economische opzet en inrichting van de samenleving – heb ik een ander beeld: ik zie namelijk wèl een pull-factor 🙂

    Het menselijk streven naar geluk is nu al eeuwenlang de misleidende pull-factor geweest voor het oude economische systeem. Misleidend: inmiddels is immers zelfs wetenschappelijk vastgesteld, dat de oude volkswijsheid klopt en dat geld (of bezit) niet gelukkig maakt.

    Geld kan soms helpen om een aantal dingen uit de weg ruimen die ongelukkig maken, zoals honger en kou. Het kan echter voor geluk geen voorwaarden creëren, waarvan ik als belangrijkste wil noemen liefde, in de zin van “het gevoel deel uit te maken van een groter geheel”.

    Wat dat laatste betreft treedt er momenteel een paradigma-verschuiving op. Je zou het misschien niet zeggen als je kijkt naar de uitslagen van de laatste Statenverkiezing, maar toch zijn globaal gezien steeds meer mensen zich ervan bewust dat we allemaal één zijn.
    Ieder mens is verbonden met alle andere mensen en bovendien met alles in het hele universum. Het is de machthebbers en wetenschappers uiteindelijk toch niet gelukt om deze oeroude kennis, al in het begin van de vorige eeuw bevestigd door de kwantumfysica, geheel en al onder de mat te vegen.

    En daar hebben we de pull-factor. “Ik” kan pas echt gelukkig zijn als alles, waarmee ik een eenheid vorm, ook enigszins lekker in het vel zit – Moeder Aarde incluis. Het is evident dat het huidige systeem dat never nooit bereiken gaat en daarom kan het menselijke streven naar geluk een pull-factor voor verandering zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *