Wie ben je?

Wie ben je?

Wat is je identiteit?
Ja, ik weet hoe je heet, maar ik bedoel: Wie ben je?

Het is één van de moeilijkste vragen om te beantwoorden. En iedereen die wel eens op een datingsite heeft gezeten, of tegenover een werkelijk geïnteresseerde gesprekspartner, weet dat.

Na hun naam, noemt bijna iedereen haar werk. “Ik ben pakketbezorger.” “Docent.” “Vrijwilliger bij…”

Of hobby’s. Die zeggen ook iets over wie je bent. Maar net als bij werk geldt dat het eigenlijk niet zo heel veel zegt. Want er zijn zoveel mensen die in een winkel werken, of die graag fietsen, of juist stappen in hun vrije tijd.

Wie ben je.
Aardig, dan? Dat zeg je niet zo snel van jezelf, en bovendien, dat zijn zoveel mensen.
Aan de andere kant, veel mensen die wat tijd hebben besteed aan het leren kennen van zichzelf, komen precies met zulke karakteromschrijvingen met sterktes en soms ook zwaktes. “Ik ben besluitvaardig, zeker niet dom, en ik denk erg beeldend.” “Ik ben erg goed in dingen aanvoelen.” “Ik in voetbal.”

Je kunt ook noemen waar je voor gaat. De muziek waar je van moet huilen. Het ideaal waar je voor leeft.
Of je kunt vertellen over je achtergrond. Wat je hebt meegemaakt. Hoe je bent geworden wie je nu bent.

Het wordt al snel persoonlijker. We komen in de buurt van de kern, al weten we die nooit precies te raken. (Want één van de meest tragische eigenschappen van het leven is dat we elkaar nooit exact begrijpen, dat we nooit in iemands hoofd kunnen kijken, nooit volledig samen kunnen vloeien met een ander, en dus voor eeuwig alleen zijn)

Is het eigenlijk wel mogelijk om te zeggen wie je bent?

Maar gelukkig, daar is Buma en hij weet hoe het zit.

 

DROOM

Ik droomde vannacht. Het begon best grappig.
Ik zag Schreeuwwitje in een zandbak zitten. Hij had het lijf van een kleuter, en een plastic kroontje op. Heel even leek hij braaf te spelen. Maar toen keek hij op, recht in mijn ogen, en ontstak hij in een driftbui. Woest graaide hij zijn speelgoed naar zich toe. “Nederland van ons! Van ons! Van ons!” krijste hij. Zijn armpje maaide dwars door een mooi zandkasteel.

Ik droomde dat ik wakker werd. Slaperig poetste ik mijn tanden, zette koffie, deed de radio aan. “Werkgevers mogen voortaan bepalen dat vrouwen geen hoofddoekje meer mogen dragen”, zei de nieuwslezer.

Gelukkig was het maar een droom, en schrok ik wakker. Ik keek uit het raam, nog steeds onder de indruk van de droom. Maar de straat was weg. Heel Nederland was veranderd in een zandbak.

Ik schrok er wakker van. Het was 16 mei. Het hebberigste mannetje van Nederland was op TV. Hij keek triomfantelijk.
Ik begon te rennen.

Identiteit

Ik zal je vertellen wie ik ben. Ik ben niet dom, ik ben zorgzaam, ik ben besluitvaardig. Maar dat doet er allemaal niet toe.

Ik heb gestudeerd. Ik heb me zwaar in de schulden gestoken om te kunnen studeren. Ik heb een vak geleerd waar mensen vroeger tegen op keken, en al zeg ik het zelf, ik ben er ook nog eens retegoed in. Dat vinden mijn collega’s ook.

Maar dat helpt niet.
Na negen jaar bij dezelfde werkgever, heb ik nog steeds maar een uitzendcontractje.
In vakanties wordt ik tijdelijk ontslagen, lekker goedkoop. Na drie jaar kreeg ik steeds voor een langere tijd ontslag, en toen kwam Asscher de flexwerkers redden, en werd het al na twee. Terwijl ik nog wel voor Asscher werkte, want de overheid betaalt uiteindelijk het loon van docenten.

Ik ben je pakketbezorger. Zelfs geen uitzendcontract, maar stukloon, maar dat noemen we dan ZZP’er. Ik ben die kassière die op haar 18de te oud is. Ik ben die belastingdienstmedewerker die een burnout kreeg, en toen ziek werd, en toen zei het UWV dat ik het beste voor mezelf kon beginnen en coach kon worden, want dan waren ze van me af.
En dat lukt me nog ook hoor, soort van, 1 van de 8 miljoen coaches in dit land, en toch hou ik mijn hoofd boven water. Maar ik ben onverzekerd, zonder pensioen, ik kan de studie en hobby’s van mijn kinderen niet betalen. Het kost steeds meer moeite om enthousiast tegen mijn cliënten te zeggen dat ze in hun hart moeten kijken wat ze écht willen, en dat dan gewoon moeten verwezenlijken. En soms denk ik: Iedereen wordt ooit ziek en oud, en ik vraag me wel eens af wat ik dan moet doen.

Ik ben hoogopgeleid, laagopgeleid, dat maakt niks uit. Je hebt mijn hoop gestolen om ooit nog iets op te bouwen.

Ik kan geen huis meer kopen. Want dat gaat haast niet zonder vaste baan. Mijn kinderen kunnen zelfs geen huis meer huren. Want niet alleen is er een schreeuwend tekort, nieuwe woonruimte wordt bijna niet meer normaal aan jonge mensen verhuurd. Flexhuren, dat mogen ze nog. Of antikraak. In beide gevallen moet je na zoveel tijd maar weer oprotten. Als je heel lief bent en altijd glimlacht en je huisbaas zomaar in je kamer binnen mag lopen en je het niet erg vindt dat hij wel eens in je kont knijpt, dan weet hij misschien nog wel een nieuwe tijdelijke plek voor je.

Vroeger hoorde je nog wel eens dat daklozen slachtoffers waren, die we niet in de steek moeten laten. Maar sinds je steeds makkelijker dakloos raakt, kijken we steeds harder op hen neer. Gek is dat eigenlijk. Maar tegenwoordig zijn het geen echte mensen meer, geloof ik. Ik hoor dat als je ze geld geeft, dat je hun probleem dan in stand houdt, dus dat is asociaal. Ik vraag me wel eens af hoe die mensen dán overleven.

Ik bid dat ik nooit zonder tijdelijke woonruimte zit. Ik bid dat ik nooit oud of ziek word. Ik bid dat ik nooit zonder een betaald klusje zit, en altijd zit ik in de stress, want nu heb ik teveel klussen en kan ik het werk niet aan, en wat als ik daardoor klanten of uitzendklussen verlies, en volgende maand geen inkomen heb?

Mijn grootste nachtmerrie is dat ik dan bijstand moet aanvragen. En dan een tegenprestatie mag verrichten. Zo dom mogelijke dwangarbeid, zonder loon. Want dan ga ik sneller de uitkering uit, zeggen ze. Ze willen me allemaal heel graag prikkelen, want dat kan ik blijkbaar zelf niet. Ik hoorde daar laatst een mooi woord voor: prepressie. Gewoon bij voorbaat vast repressie erover heen, dat werkt preventief, zeg je.

Als ik ziek word, zegt de overheid dat ik een slecht mens ben. Ik moet een boete betalen die ze Eigen Risico noemen. In de krant staat steeds dat het allemaal aan je leefstijl ligt. Ik kost teveel. Ik ben dat niet waard. Binnenkort stopt het ziekenhuis misschien de behandeling voor wie rookt, voor wie drinkt, voor wie ooit in zijn leven iets heeft gedronken, voor wie minder dan 200 euro per maand aan zijn verzekering betaalt. Soms lijkt het wel alsof ze ook het betalen van smeergeld hebben geprivatiseerd. Zou de zorgverzekering mijn telefoonnummer willen weten, om via locatiegegevens in de gaten te kunnen houden of ik wel een half uur per dag beweeg? Gelukkig vindt de Partij van Dinges dat ik niet gechipt mag worden, of alleen geanonimiseerd.

Dystopie

Nee, laat ik niet overdrijven. Schrap die laatste zin. Dit is geen science fiction, dit is echt. Dit is de dystopie die je geschapen hebt.

Hier ben ik, heel alleen.

Hier zijn wij, allemaal heel alleen.

Je ziet me als de vijand. Je houdt me in permanente onzekerheid. Je controleert elke stap die ik zet. Je eist dat ik niet afwijk, want wie afwijkt, die valt op, en wie opvalt in het systeem wordt gecontroleerd, en wie gecontroleerd wordt heeft meestal wat gedaan, en wie wat gedaan heeft die krijgt consequenties.

Nu we overal machientjes voor hebben, en veel mensen ontslagen zijn, heb je de meeste van hen in de surveillance aan het werk gezet. Controleurs, BOA’s, sociale recherche, mensen die de hele dag naar twintig schermpjes van bewakingscamera’s turen.

Maar daar komen nu ook machientjes voor. Slimme machientjes. De hele binnenstad hangt er al mee vol. Slimme camera’s en zelfs microfoons, die agressief gedrag herkennen. Tenminste, die alarm slaan wanneer ze iets zien waarvan iemand ooit heeft gezegd: deze beweging is in 98% van de gevallen agressief, dus die programmeren we als regeltje in.

De machientjes kijken ook wat ik koop, waar ik loop, met wie ik contact heb, wat ik dan zeg, en ze hebben zoveel regeltjes die een rood lampje aan kunnen zetten, dat zelfs de mensen die ze hebben gemaakt niet meer weten wat die allemaal zijn. Als er drie lampjes tegelijk branden, heb ik een probleem. Dan mag ik niet meer met het vliegtuig. Bij vier krijg ik geen verzekering. Bij vijf staat de politie aan mijn deur. Maar ik kan niet zien of ik een rood lampje heb, en niemand weet meer precies waarom ze soms gaan branden.

Ik hoor dat je de slimme machientjes nu AI wil gaan maken. Dat zijn slimme machientjes maar dan nog slimmer. Dan bedenken ze voortaan hun eigen rode lampjes.

Profileren

Die rode lampjes branden sneller als je paars bent. Want omdat de lampjes sneller rood worden bij paarse mensen, worden ze vaker gecontroleerd. En als je iemand nooit controleert, vind je ook nooit iets bij hem. Dus bij wie gecontroleerd wordt, wordt vaker iets gevonden dan bij wie niet gecontroleerd wordt.
Eens in de zoveel tijd kijken ze op wie die rode lampjes het beste moeten letten. Op paarse mensen, blijkt. Want daar wordt veel vaker iets bij gevonden. Dus gaan lampjes voortaan sneller branden bij paarse mensen waar vaker iets bij wordt gevonden omdat ze vaker gecontroleerd worden omdat de lampjes sneller bij hen gaan branden omdat.

De politie en politiek zijn heel erg tegen etnisch profileren. En zeggen ook dat het nodig is, want je kunt nou eenmaal niet iedereen controleren. Dus gaan ze er gewoon mee door, in elk geval totdat ze een machientje hebben uitgevonden waardoor je wél iedereen kan controleren. Een machientje wat de politie vervangt. Een automatisch opsluit-machientje.

Wat jij voor mij hoopt is dit: Dat ik wit ben. En je hoopt, dat ík stiekem hoop dat het nog lang duurt, zoals het nu gaat. Want ik ben van de goeien. Mijn huid dan.
Ik heb het misschien niet heel goed, maar zolang een ander het slechter heeft hou ik me rustig, hoop je.

Maar wie ben ik?

Mijn seksualiteit, mijn hobby’s, mijn vrienden, mijn reisgedrag en mijn schoenmaat… ik hoop maar dat ik geen rode lampjes overtreed.
En dat de regels niet veranderen. Vroeger, toen met die hele grote rode lamp waar we niks mee mogen vergelijken, toen mocht je niet blauw zijn want dan werd je vernietigd. Nu mag blauw weer wel, maar hoe zit het dan straks…

Sommige dingen zeg ik niet meer online. En ook niet IRL tegen mijn vrienden, waar een telefoon bij in de buurt is of iets anders waarmee je kunt afluisteren – en er is altijd een telefoon in de buurt.

Eigenlijk kan ik me niet eens voorstellen hoe het is als het niet uitmaakt wat je zegt of wat je doet, omdat de rode lampjes al gaan branden door de kleur van je huid, of omdat iemand ooit je geloof heeft gegokt en ergens in een rondzwervend dossier heeft opgeschreven.

De Ander

Eigenlijk wil ik dit niet.

Ik wil lekker spelen. Ik wil jou helpen als je dat nodig hebt. Ik wil iets bereiken in mijn leven, iets opbouwen en iets doen wat een afdruk op de wereld achterlaat. Ik wil je een knuffel geven, maar die camera zit in de weg.

Steeds als ik het niet meer trek, zoek je afleiding voor me. Alsof ik een kind ben. Dan begin je over De Ander. De buitenstaander. Die buiten onze samenleving staat. En die ons bedreigt.

Eigenlijk, zeg je, is ons leven perfect. We hebben het zo goed! Wij ZIJN goed.

Dat hoor ik graag. Ik ben graag van WIJ, en ik ben graag goed.

Maar helaas zijn er ook hullie.

De criminelen, die onze prachtige samenleving verpesten. Criminelen waardoor de goeien moeten lijden onder de kwaaien. Criminelen die risico’s opleveren.

Dat wil ik niet, ik ben liever veilig.
We moeten meer lampjes aanzetten, zeg je, dus dat moet dan maar.
Er zijn ook terroristen. Die maken in ons mooie land bijna net zoveel mensen dood als de bliksem, dus daar moet echt wat aan gebeuren.

Er zijn werklozen die frauderen, of lui zijn. Je zegt: Paarse mensen zijn vaker lui. En paarse mensen met grote neuzen vaker terrorist. En groene mensen met grote voeten vaker ziek. Ligt het dan aan die voeten, neuzen, kleuren, vraag ik? ‘Nee hoor,’ zeg je, ‘dat is racisme dus dat zeggen we niet, want wij zijn de goeien’.

‘Waa! Echt wel!’ roepen je dronken vrienden, en ze vallen iemand aan.

Neutraliteit

Jij meent het wel. Je meent het van die rode lichten, dat is wetenschappelijk onderzocht dat ze vaker gaan branden bij wie je vaker controleert omdat ze vaker terecht afgaan omdat je ze vaker controleert.

Maar je bedoelt het echt niet discriminerend. Je bewijst dat ook, door extra rode lichtjes te plaatsen bij mensen, ook witte, die ooit in aanraking met de politie zijn geweest, en die zich ooit rot hebben gevoeld, die vroeg een ouder hebben verloren, die een oorlog hebben meegemaakt, die schulden hebben, die een keer te laat betaald hebben, die vaak van werkgever wisselen – eigenlijk heeft iedereen nu wel een lampje, alleen sommigen meer dan één.

Dat vind je oprecht een probleem. Daarom moet iedereen die een lampje heeft, reïntegreren. Of, in het geval van een paarse huid, éindelijk eens integreren.

Daarmee bedoel je dat die mensen moeten ophouden met zichzelf te zijn. Ze moeten jou zijn. Net als jij doen, net als jij kleden, net als jij praten. Want jij bent de maat der dingen. Jij bent onze Nederlandse Identiteit.

Mijn nachtmerrie komt terug. Vrouwen mogen van veel bazen geen hoofddoekjes meer dragen, en de rechter vindt dat goed. Het zat er in dat de golf van extreemrechtse opvattingen die door media en politiek heen spoelt, op een gegeven moment ook de rechterlijke macht zou bereiken.

Je zegt: “Werkgevers mogen van werknemers eisen dat ze zich neutraal opstellen.”
Met ‘zich neutraal opstellen’ bedoel je: op mij lijken, mij nadoen. Want jij bent de maat der dingen. Jij vind jezelf normaal.

Integratie

Het gekke is dat die integratie die je eist, nooit lukt.

Hoe hard die mijnheer-met-een-migrantenachtergrond ook zijn best doet om op jou te lijken, hij blijft toch eeuwig een migrantenachtergrond hebben. Het rode lichtje gaat nooit meer uit. Als hij een keer iets doet wat je niet leuk vindt, zelfs al mag het gewoon van de wet, roep je meteen dat hij anders maar terug naar zijn land moet, zelfs al was het eigenlijk zijn oma die een migrantenachtergrond had, en zijn hij en zijn ouders hier geboren.

Intussen hebben die dronken vrienden van je een paar knuppels bij elkaar geraapt tegen de verloedering en zijn ze op jacht.

Wat me nou ook steeds opvalt:
Het lijkt wel alsof je bozer wordt als mensen meer op jou lijken. De islam lijkt meer op het christendom dan het hindoeïsme, maar over dat laatste horen we je nooit. Chinese Nederlanders gingen volgens je cijfertjes lange tijd nauwelijks met kaaskoppen om. Toch zei je niks over hun integratie en bleef je maar doorzeuren over Turkse Nederlanders die ook volgens jouw gemiddelden eigenlijk juist veel minder gesegregeerd leefden.

Je blijft maar integratie zeggen als je assimilatie bedoelt.

Ik denk steeds: wanneer ga jij nou eindelijk eens integreren?

Reïntegratie

De reïntegratie lukt ook bijna nooit. Ex-veroordeelden die moeten reïntegreren in de samenleving. Werklozen. Mensen met een psychiatrisch verleden. Mensen die kanker hebben gehad en “er nu wel wat voor moeten doen”.

Ze staan buiten de samenleving, zeg je.

Ik vraag je: Waar?
Zijn ze dan in België? Waar zijn die mensen die buiten de samenleving staan?

Je dwingt werklozen tot cursussen, waar ze soms iets aan hebben, maar meestal niet. Want het probleem is niet dat er te weinig goed opgeleide werklozen zijn, het probleem is dat er juist teveel werklozen zijn. En te weinig banen.
En dat er ook helemaal niet meer banen nodig zijn, want we hebben alles al. Wat we nodig hebben, is niet meer denken dat we allemaal de hele dag moeten werken zoals jij.

Je houdt erg van tellen. Maar deze optelsom krijg je maar niet rond. Dacht je nu echt dat er op magische wijze extra vacatures komen als je werklozen beter leert solliciteren?

Afleiding

Intussen zit ik nog steeds met mijn inkomen. Mijn werk, mijn huis, mijn milieu, mijn zorg, mijn pensioen – en dat van al mijn vrienden.

Is er een onderdeel van het leven wat je nog niet onzeker en gammel hebt gemaakt? Waarom moet ik alles overlaten aan de professionals, maar moet ik ineens “participeren” als jij zo kunt bezuinigen? Ik wil mijn macht terug, over mijn eigen leven. Ik wil dat we elkaar kunnen bijstaan zonder dat er een overheid in zijn handjes knijpt dat ze niks hoeft, zonder een camera die me bewaakt, en met het gevoel dat ik je om hulp kan vragen als het me niet lukt. Dat jij dan helpt zonder je aan mijn keukentafel op te dringen met je apeverstand.

En waarom begin je steeds over De Anderen als ik wil dat er iets verandert?

Waarom kunnen we niks meer verbeteren hier? Aan ons? Weet je zeker dat De Anderen dan komen om boze dingen te doen? Maar die anderen zijn toch al lang hier? Wij zijn toch met zijn allen ons, ander, wij, zij, whatever, de samenleving in elk geval?

Weet je zeker dat het naïef is om geen kloteleven te willen hebben? Is er een manier waarop ik door die permanente afleiding van je heen kan prikken? Is er een manier om niet van crisis naar crisis te hobbelen, al dan niet ingebeeld? Is er een manier waarop we eens in de spiegel kunnen kijken, in plaats van door een omgekeerde verrekijker naar De Ander?

Ik wil dromen over een fijnere wereld, zodat ik weet waar ik heen wil. Maar van jou moet ik dromen over akelige aanvallers, en over een dodelijk saaie en doodse wereld die niet mag veranderen, maar die altijd Onder Druk staat van buiten. Onder druk van de mensen die je buiten de samenleving hebt gezet. Die van jou moeten integreren, zonder dat je ze dat ooit zal toestaan om te doen.

Nachtmerrie

Je hebt onze samenleving gevirtualiseerd. Je hebt er een akelige droom van gemaakt. Een perfect aangeharkt Duckstad, waarin niemand risico loopt. Waar niemand het in haar botte hoofd haalt om zoiets asociaals te doen als ziek worden, of weigeren om haar migrantenachtergrond te verliezen.

In mijn nachtmerries is er vaak een stuk waarin ik moet rennen, maar mijn voeten vastzuigen in de modder. Die droom van jou is ook zo. Je hebt je mond vol van ‘excelleren’, en ‘innovatie’, en ‘out of the box denken’, maar zodra iemand durft af te wijken gaan de rode lichten aan. Stuur je de maaier op ze af. Moeten ze snel weer reïntegreren.

Ik wil spelen. Ik wil voor je zorgen als het slecht met je gaat. Ik wil iets bereiken wat er toe doet. Ik wil je een knuffel geven, maar er zit een camera in de weg.

Het gekke is dat jij dat ook wil. Maar ook jij zit vast in de modder. Ook jouw baan is steeds vaker flexibel. Ook jij bent permanent onzeker.

Ook jij durft daardoor steeds meer dingen niet te zeggen, niet te denken.

Je denkraam is het Raam van Overton. Je kijkt eerst wat populair is, wat men normaal vindt, wat de publieke opinie nog net acceptabel vindt, en wat radicaal of zelfs ondenkbaar. En vervolgens durf je niet meer buiten die lijntjes te denken, laat staan te spreken of te handelen.

Omdat je doodsbang bent voor die publieke opinie, die je zelf steeds probeert te sturen, durf je ook niks meer te zeggen wat “de mensen” nog wel acceptabel vinden, maar wat niet populair is, en niet dagdagelijks normaal. Want je wil een eventuele shift in de opinie voor zijn. Stel dat ze veranderen van gedachten. Stel dat ze jóu straks niet normaal vinden, omdat je ooit iets hebt gezegd! Dat moet je voorkomen!

Maar doordat je zelfs braver bent dan je kleine Overton-denkraampje van je vraagt (en je al helemaal niet ergens anders naar buiten durft te kijken), ben je eigenlijk zelf de start van die shift. Het Raam van Overton glijdt steeds verder omlaag.

Normaal, neutraal, wat is dat eigenlijk? Een geneutraliseerde soldaat is iemand die dood is of uitgeschakeld. Die niet meer mee doet.

Leven

Je eist dat iedereen ‘neutraal’ is, ‘integreert’, zich gedraagt zoals jij.
Je eist dat ook van jezelf, dat je meer op die virtuele versie van jezelf gaat lijken, die ontmenselijkte, ongelofelijk saaie en voorspelbare versie.

Je schaamt je dat het niet lukt.

Het verschil tussen jou en mij is dat je denkt dat het niet anders kan. Je woont in je droom. Je droom is een spektakel, een slecht toneelspel, met dronken acteurs in vodden die maar wat aanklooien op dat schamele podium.
Maar jij denkt dat het echt is. Je gelooft werkelijk dat jouw baantje, jouw clownsrol, het echte leven is. Dat je je werk niet speelt maar bent.

Je denkt werkelijk dat je rode lampjes betekenis hebben. Dat je de wereld beter maakt door mensen als kenmerken te zien, en kenmerken als betekenis.
Je bouwt je eigen gevangenis, en de mijne.

Maar ik wil zo graag weten:
Wie ben je?

 

 Buma's identiteit: idee: Grutjes; tekening: Remco Lee Polman (en wow, daar zijn we trots op!) (Weer door Grutjes bewerkt voor de header)
 Identitair tegeltje: Idee: Blaffen. Achtergrond: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed [CC BY-SA 4.0], via Wikimedia Commons.
 Schreeuwwitje's Tuin der Lusten: Blaffen, op basis van:
 Wilders by Metropolico.org, (CC BY-SA 2.0) en diverse afbeeldingen van Pixabay [Public Domain].
 Silhouet: Paolo Tonon, (CC BY-SA 2.0).

Meer lezen? Zoek eens een boek van:
Willem Schinkel
Guy Debord

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *